U moet Javascript inschakelen om deze website te bezoeken.
U probeert deze website te bezoeken via Internet Explorer.
Deze website ondersteunt Internet Explorer niet.
Vanaf 2019 adviseert Microsoft aan Windowsgebruikers om te stoppen met het gebruik van Internet Explorer als standaard webbrowser.
Overweeg om één van de volgende gratis browsers te downloaden op uw Windowscomputer:
Wij hopen u gauw te mogen verwelkomen op Openluchtmuseum.nl!
De Molukse barak in het Openluchtmuseum
Een sobere barak in het Nederlands Openluchtmuseum vertelt één van de pijnlijke en ongemakkelijke verhalen uit de Nederlandse geschiedenis. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw leven in en rond dit houten gebouw achttien Molukse gezinnen. Noodgedwongen komen zij zeventig jaar geleden naar Nederland toe.
Van Java naar Nederland
Op 21 maart 1951 vaart de 'Kota Inten' de Rotterdamse haven binnen, met aan boord duizend Molukse militairen en hun gezinnen. Het is de eerste groep van zo’n 12.500 Molukkers – toen nog Ambonezen genoemd – die in het voorjaar van 1951 met twaalf grote scheepstransporten vanuit Java naar Nederland zijn overgebracht. De meeste mannen waren militair in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL); sommigen dienden bij de Koninklijke Marine. Zij en hun gezinsleden weten niet beter dan dat het verblijf in Nederland tijdelijk zal zijn, en dat zij op korte termijn zullen terugkeren naar hun vaderland. Tenminste, dat is het plan, maar die verwachte massale terugkeer komt nooit.
Republiek der Zuid-Molukken
Op 27 december 1949 tekent koningin Juliana de soevereiniteitsoverdracht aan de Republiek Indonesië. Nederlands-Indië is officieel ten einde, en er wordt afgesproken dat Indonesië een federale staat zal worden. De Zuid-Molukken zullen onderdeel worden van een van de deelrepublieken. Maar al gauw wordt Indonesië een eenheidsstaat. De Molukkers zijn het hier niet mee eens en als reactie wordt in april 1950 de Republik Maluku Selatan (RMS), de Republiek der Zuid-Molukken. De overgebleven Molukse KNIL-militairen die tijdelijk op Java verblijven, steunen deze republiek. Zij willen op Ambon gedemobiliseerd worden om zich aan te kunnen sluiten bij de RMS. Maar Nederland wil de relatie met Indonesië niet op het spel zetten en staat dit daarom niet toe.
Zodra de rust is teruggekeerd, hopen de Molukkers in voormalig Nederlands-Indië een eigen land te krijgen. Maar dat moment komt maar niet.
Ontslagen
Het KNIL wordt op 26 juli 1950 opgeheven. De in totaal 62.000 KNIL-soldaten moeten kiezen: demobiliseren of opgenomen worden in het Indonesische leger. Het is vooral voor Molukkers een moeilijke keuze. In oktober 1950 hebben 8.000 van hen nog geen beslissing genomen. Als de rechter de Nederlandse regering ook nog verbiedt soldaten tegen hun zin achter te laten op Java, blijft er geen andere oplossing over dan de 'tijdelijke' overbrenging van de ex-KNIL-militairen naar Nederland. Na aankomst in Nederland - en soms al tijdens de overtocht - worden de militairen uit dienst ontslagen en moeten ze hun uniform inleveren; een maatregel die tot veel teleurstelling, onbegrip en frustratie leidt. Dat is indrukwekkend in beeld gebracht in de documentaireserie van Coen Verbraak; Molukkers in Nederland: 70 jaar op weg naar huis.
Molukse woonoorden
In Nederland worden op verschillende plekken woonoorden ingericht waar de Molukse gezinnen worden ondergebracht. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van de voormalige concentratiekampen Vught en Westerbork, die worden omgedoopt in achtereenvolgens Lunetten en Schattenberg. Eind 1954 wordt ook in Lage Mierde, tegen de grens met België, een woonoord ingericht voor de huisvesting van achttien Molukse gezinnen. Het ligt afgelegen op het Brabantse platteland, vlakbij een bos. Het wordt opgezet als een klein kamp met een kerk, een schooltje en enkele barakken. De kinderen van de families spelen er graag, maar voor de ouders is het een bittere tijd.
Radicalisering jongeren
De ontvangst in Nederland – dat vooral druk is met de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog – is kil en ongastvrij. De ontslagen Molukse militairen voelen zich van hun eer beroofd. De woonomstandigheden in de kampen zijn primitief. Het enige houvast van de Molukkers: dit leven ‘uit de koffer’ zou tijdelijk zijn. Zodra de rust is teruggekeerd, hopen de Molukkers in voormalig Nederlands-Indië een eigen land te krijgen. Maar dat moment komt maar niet.
Nadat de Molukkers vertrokken zijn, dient woonoord Lage Mierde tot 1977 elke zomer als vakantiekamp voor kinderen uit de achterstandswijken van Rotterdam.
De opgebouwde agressie komt in de jaren zeventig bij Molukse jongeren van de tweede generatie tot uitbarsting: treinkapingen en gijzelingen zijn hun manier om duidelijk te maken dat de Molukkers zich in de steek gelaten voelen door de Nederlandse overheid.
Van woonoord naar woonwijk
In 1962 moeten de Molukse gezinnen uit kamp Lage Mierde weer verhuizen. Ze worden over Nederland verspreid in nieuwgebouwde woonwijken in Wormerveer, Vaassen, Opheusden en Delfzijl. Datzelfde gebeurt met de andere Molukse woonoorden. Nadat de Molukkers vertrokken zijn, dient woonoord Lage Mierde tot 1977 elke zomer als vakantiekamp voor kinderen uit de achterstandswijken van Rotterdam. Daarna raakt het in verval.
Naar het Nederlands Openluchtmuseum
In 2001 verwerft het Nederlands Openluchtmuseum de laatste overgebleven barak, die dienstdeed als centrale keuken en woning van de Nederlandse kampbeheerder. In 2002 wordt de barak overgeplaatst naar het museum. Je kunt er nu meer leren over hoe de Molukkers zijn ontvangen en in het kamp hebben geleefd. In de keuken wordt nog altijd gekookt. Je hoort verhalen over hoe het voor de Molukkers was om plots de Hollandse pot met aardappelen te moeten eten, en je vangt de delicate geuren op van de Molukse keuken waarnaar in later jaren kon worden overgeschakeld.
Monument
Op het terrein in Lage Mierde waar de barak stond, herinnert alleen een klein monument aan de mensen die hier woonden en gedwongen een nieuw leven moesten opbouwen: “In geloof en vertrouwen gehoorzaamden ze en vertrokken naar een vreemd land. Wat hen beloofd was zagen ze geen werkelijkheid worden. Ze leefden als vreemdelingen en gasten.”
Tim Smeets en Hubert Slings
Afdeling Kennis & Collecties, Nederlands Openluchtmuseum
Met medewerking van Rein Sohilait
Dit vind je misschien ook interessant
-
Het verhaal van Juressa Ipsen
Wie zijn eigenlijk die medewerkers van het Openluchtmuseum die voortdurend allerlei bezoekers in het museumpark ontmoeten? We gaan in gesprek met Juressa Ipsen in de Molukse barak.
-
Het verhaal van Han
Ontdek hoe onze presentatoren zich normaal gesproken klaar maken voor een werkdag en wat zij zo uniek vinden aan hun werk.