U moet Javascript inschakelen om deze website te bezoeken.
U probeert deze website te bezoeken via Internet Explorer.
Deze website ondersteunt Internet Explorer niet.
Vanaf 2019 adviseert Microsoft aan Windowsgebruikers om te stoppen met het gebruik van Internet Explorer als standaard webbrowser.
Overweeg om één van de volgende gratis browsers te downloaden op uw Windowscomputer:
Wij hopen u gauw te mogen verwelkomen op Openluchtmuseum.nl!
Dilemma's van directeuren in oorlogstijd
Siebe Jan Bouma werd in 1942 directeur van het Nederlands Openluchtmuseum. Hij woonde met zijn gezin in de woning naast de wasserij. Toen op zondag 24 september 1944 de mededeling kwam dat heel Arnhem ontruimd moest worden, besloot hij zo lang mogelijk op het museum te blijven. Niettemin hield hij wel rekening met de mogelijkheid te zijner tijd te moeten vertrekken.
Dit zijn de woorden van mevrouw Glazema, de vrouw van de vervangend directeur, en andere evacués die tijdens of na het verblijf in het museum een dagboek bijhielden. In deze reeks delen we bijzondere dagboekfragmenten. Ze nemen je mee terug in de tijd en geven een inkijkje in deze bijzondere periode.
Het werd steeds moeilijker voor hem en zijn gezin om zich te handhaven, omdat het museum werd overstroomd door onderdak zoekende Arnhemmers. Toch besloot hij te blijven om juist nu een oogje in het zeil te kunnen houden. Door hevige luchtaanvallen op 25 september moesten hij en zijn gezin hun toevlucht zoeken in de schuilkelder en hoewel er geen bommen op het museumterrein vielen, twijfelde hij steeds meer aan zijn besluit om te blijven.
Nadat Bouma ook nog een voetaandoening kreeg, besloot hij op 26 september met zijn gezin naar Apeldoorn te vertrekken. Het museum werd nu slechts bevolkt door een grote schare evacués, met de arts W.G.J. Nieveen als zelfbenoemd leider. Wanneer het beleid alleen aan hem zou overgelaten worden, konden volgens Bouma de museumbelangen wel eens helemaal uit het oog verloren worden.
Zijns inziens was er iemand nodig die van Rijkswege uit een oogje in het zeil kon houden en de twee achtergebleven museummedewerkers kon bijstaan. Op verzoek van Bouma en het departement van Onderwijs, Wetenschap en Cultuurbescherming, verklaarde Peter Glazema, wetenschappelijk assistent aan het Rijksbureau voor de monumentenzorg, zich samen met zijn vrouw Jeanne Glazema-Van Altena, bereid zijn intrek te nemen in het Openluchtmuseum. Mevrouw Glazema heeft vanaf het begin van hun verblijf op het museum een dagboek bijgehouden, waarin ze nauwgezet hun wederwaardigheden beschreef:
"Wat hebben we geboft. Ja, zelfs in deze tijd durf ik het te zeggen! Het is misschien geen drie maanden geleden, dat ik, bij het bezoek aan het Openluchtmuseum met man en logee opmerkte: wat zou ik graag eens op het Openluchtmuseum wonen! En nu wonen we er dan! Wel primitief en met de hoop in het hart dat het niet lang zou duren, maar ik ben beslist van plan om van ons wonen op het museum zoveel mogelijk te genieten.
Zaterdagavond 30 september kwamen we hier en na enkele kunstschatten uit de stad op het museum in veiligheid te hebben gebracht, besloten we om zondag zalig te 'niksen', maar hou maar op! De keuken van het Zaanse Goedjaarshuis waarin we onze intrek namen, was zo vuil en stonk zo naar muizen, dat ik aan het schoonmaken gegaan ben, terwijl Peter de ronde deed op het museumterrein. Nu, alleen zijn we niet!
Er hebben zich in de gebouwtjes in de hoek van de kruidentuin een veertigtal evacuees gevestigd, twee ervan zijn employees van het museum, Aadje van Geel met haar moeder en Riet Hylkema. In de Limburgse boerderij is een Duitse militaire keuken gevestigd, in het woonhuis van de wasserij zitten enkele Duitse officieren, maar die gaan vandaag of morgen weg.
Dinsdag 3 oktober, een rustige dag, waarin, naar het me leek, het leven zijn draai gaat nemen naar rust en regelmaat. Maar ’s middags verschijnt er een kennis van een kennis die vertelt dat er geruchten de ronde doen dat de stadswijk Alteveer nu aan de beurt is om te evacueren. De bewoners hebben al begerige blikken geslagen op het openluchtmuseum als evacuatie-oord, omdat de grens van de evacuatie-zone bij de Schelmseweg ligt. Men verkeert in de mening dat het museum er toch maar onbeheerd bij ligt. Ik geloof dat het onze bezoeker behoorlijk tegenviel toen hij hoorde dat dat niet het geval is en er een officiële instantie is waarmee rekening moet worden gehouden. Hij kwam alvast poolshoogte nemen, gezonden door een voorlopige evacuatiecommissie.
Peter vindt de zaak ernstig genoeg om zijn 'museumstaf' bij elkaar te roepen voor overleg. Hij kan en wil de mensen niet weigeren, hebben we zelf niet het getob gezien van de oude mensen, van de moeders met jonge kinderen op hun weg zonder doel? Ons probleem is; hoe beschermen we ons museum tijdens zijn bezetting zoveel mogelijk tegen beschadiging en vernieling? Er moet direct begonnen worden de roerende goederen uit de museumhuizen te halen en op te bergen op de zolder en de kelder van het Goedjaarshuis. Geen eenvoudige zaak, want het museum was tot 17 september in vol bedrijf. 200 evacués zouden zo met goede wil in de gebouwen en gebouwtjes onderdak gebracht kunnen worden. Maar dat was dan ook wel het uiterste!
Donderdag 5 oktober. 's Morgens vroeg, daar kwamen ze dan, de officiële evacuatiecommissie van Alteveer! Gedrieën, hoofdpersoon en woordvoerder dokter Nieveen. Hij is iets jonger dan wij, energiek, ondernemend, wat zelfverzekerd en autoritair als hij meedeelt dat de Duitse instanties de ontruiming van Alteveer gevorderd hebben en daarbij hebben bepaald, dat het Openluchtmuseum de evacuerenden opnemen moet.
Donderdagmiddag: de intocht der horden! Liep het de evacuatiecommissie zo uit de hand? Was er toch opzet in ’t spel, werden gemaakte afspraken genegeerd? De beide - afgezette - zijingangen bleken geforceerd. Naast Alteveerders hadden zich ook Geitenkampers zich op het terrein gevestigd. Om een uur of zeven, na de zoveelste rondgang, kan Peter een uitgeputte evacuatiecommissie meedelen, dat het aantal toegelatenen dichter bij de zeshonderd dan de overeengekomen tweehonderd ligt! Alles zit vol - de drie tentoonstellingsgebouwen alleen al herbergen meer dan tweehonderd mensen. Een van de gebouwtjes, op ’t museum gebracht nadat het tot onbewoonbaar verklaarde woning was afgezakt, herbergt nu een twintigtal mensen, drie gezinnen op de deel, twee in de kamer en een in de melkkelder.
’t Restaurant in aanbouw is dicht bezet – men timmert de nog niet beglaasde ramen dicht met karton en planken – Bouma’s woonhuis bergt enige gezinnen. De blekerij zit tjokvol, in een verdiepte spoelbak heeft een vrouwtje met 5 kinderen een slaapplaats gevonden. De stenen walmolen is bewoond tot en met de bovenverdieping, gelukkig lenen de andere houten molens zich niet voor bewoning. Alles zit vol – de Volendamse vissershut, de plaggenhut, het halve schip - alleen de slaaphut van de kolenbranders is over het hoofd gezien en ons Goedjaarshuis hebben we vrij van evacués gehouden."
Meer woorden van...
-
Een blijde gebeurtenis
De woorden van...
Mevrouw Van der Kallen-Meddens schreef op 10 maart 1945: 'Verslag evacuatie op het Nederlands Openluchtmuseum'. "Toen we 28 september naar het Openluchtmuseum vertrokken, dachten we stellig binnen enkele dagen weer terug te zijn. We namen de kinderwagen mee met wat levensmiddelen, enige kleding, onze fietsen en dekens. Diezelfde dag haalden we twee matrassen. Het Openluchtmuseum was toen leeg, op enkele Duitsers na. In de Limburgse boerderij stonden twee militaire keukens, met paardenvolk, samen een twintig man."
-
3 november 1944
De woorden van...
Tijdens de evacuatie woonden drie jonge mannen in het Openluchtmuseum die in het verzet werkzaam waren: Anton Zwiers, (25-01-1901), Ben Toledo (23-04-1922) en Joh. Bertus Steinfort (09-06-1920). Op 3 november werd Zwiers gefusilleerd bij de molen. Joh. B. Steinfort beschreef de gebeurtenis uitgebreid.
-
Het Sinterklaasfeest in 1944
De woorden van...
Als hoogtepunt voor de ongeveer 150 overgebleven evacués na 3 november werd er een gemeenschappelijk Sint Nicolaasfeest georganiseerd, waarbij dokter Nieveen als Sinterklaas fungeerde.
-
Het verzet in het kamp
De woorden van...
In de Delftse stenen molen woonden drie jonge mannen die in het verzet werkzaam waren. Naast de op 3 november 1944 gefusilleerde Anton Zwiers, (25-01-1901) waren dat Ben Toledo (23-04-1922) en Joh. Bertus Steinfort (09-06-1920). Deze laatste heeft later zijn verblijf op het openluchtmuseum op schrift gesteld.
-
Dilemma's van directeuren in oorlogstijd
De woorden van...
Siebe Jan Bouma werd in 1942 directeur van het Nederlands Openluchtmuseum. Hij woonde met zijn gezin in de woning naast de wasserij. Toen op zondag 24 september 1944 de mededeling kwam dat heel Arnhem ontruimd moest worden, besloot hij zo lang mogelijk op het museum te blijven. Niettemin hield hij wel rekening met de mogelijkheid te zijner tijd te moeten vertrekken.
-
De kerstgedachte in oorlogstijd
De woorden van...
Na de razzia en de moord op Anton Zwiers op 3 november moeten de evacués het kamp verlaten. Uiteindelijk mogen er - na bemiddeling van dokter Nieveen - rond de tachtig mensen blijven; vooral ouderen, zwakken en “zieken”. Ook de gezinnen van mannen die voor de Wehrmacht werken, mogen blijven. Net als de drie zwangere vrouwen die later in het ziekenzaaltje - ingericht in het Goedjaarshuis - bevallen. Uiteindelijk groeit het aantal evacués tot 150, waarvan de meesten worden ondergebracht in de tentoonstellingsgebouwen.