U moet Javascript inschakelen om deze website te bezoeken.
U probeert deze website te bezoeken via Internet Explorer.
Deze website ondersteunt Internet Explorer niet.
Vanaf 2019 adviseert Microsoft aan Windowsgebruikers om te stoppen met het gebruik van Internet Explorer als standaard webbrowser.
Overweeg om één van de volgende gratis browsers te downloaden op uw Windowscomputer:
Wij hopen u gauw te mogen verwelkomen op Openluchtmuseum.nl!
Help de bijen de winter door
Mijn vader houdt bijen, inmiddels al zo’n jaar of veertig. Hij is een van de circa 8.000 hobby-imkers in Nederland. Als kind kreeg ik mee wat er jaarrond allemaal bij komt kijken om die heerlijke goudgele honing te kunnen oogsten. Welke spullen ervoor nodig zijn en welke terminologie daarbij hoort. En ik wist waarom er elke nazomer een paar grote balen kristalsuiker bij ons thuis bezorgd werden.
Van het begin der mensheid tot de opkomst van de grootschalige suikerproductie zo’n 200 jaar geleden is honing de belangrijkste zoetstof voor de mens. Er zijn in die tijd veel 'bieënboeren' die bij de boerderij ook een paar bijenkorven hebben staan, voor eigen gebruik en om wat bij te verdienen. Niet alleen voor de honing, maar ook voor de bijenwas, waar kaarsen en meubelwas van worden gemaakt.
Honing wordt door de bijen gemaakt uit nectar die ze uit bloemen en bloesem zuigen. Bijen vliegen nooit verder dan drie kilometer van hun kast. In het voorjaar vliegen ze veel op bloeiende fruitbomen, in de zomer achtereenvolgens op kastanjes, acacia’s en linden. Tegen het eind van het bloeiseizoen vliegen de bijen nog graag op de heide.
In het begin worden honingbijen in een stuk holle boom gehouden, later ook in korven van gevlochten stro of buntgras. Groot nadeel van deze bijenwoningen is dat je er de honing niet uit kunt winnen zonder het volk en hun broed flink te beschadigen of zelfs te doden. De moderne bijenkast wordt ontwikkeld in 1838 door de Poolse priester Jan Dzierzon. Deze kast heeft losse bijenramen, die eruit kunnen worden gehaald en teruggeplaatst zonder het broednest te verstoren. In de bijenstal in het Openluchtmuseum geven we een overzicht van de ontwikkeling van bijenkorven naar bijenkasten. En in onze collectie bewaren we tientallen voorwerpen uit de imkerij.
Een imker heeft de beschikking over een heel instrumentarium om goed en veilig te kunnen werken. Veel imkers dragen handschoenen en een bijenkap met gaas voor het gezicht. Met een speciale pijp blazen ze wat tabaksrook in het volk om de bijen rustig te krijgen. De rook heeft als effect dat bijen denken dat er gevaar dreigt. Ze zuigen zich vol met honing bij wijze van reservevoorraad. Daarna steken ze minder snel.
Terug naar die suiker. De zorgvuldig opgebouwde voorraad honing van de bijen is normaal gesproken het voedsel waarmee het volk de winter moet doorkomen. In landen met een kouder klimaat, zoals Nederland, blijven honingbijen ’s winters in hun kast en teren in op de opgeslagen voedselvoorraad. Als de imker de raten vol goudgele honing aan het eind van de bloeiperiode wegneemt, berooft hij hen dus feitelijk van hun wintervoorraad.
Om te voorkomen dat de bijen verhongeren, voert de imker de volken in de herfst bij met suikerwater. Eén bijenvolk heeft ongeveer twaalf tot veertien kilo suiker nodig om de winter door te komen. Dit aardewerken voerbakje stamt uit de achttiende eeuw en was in gebruik tot het in 1928 aan het Openluchtmuseum werd geschonken. Het kon makkelijk worden (bij)gevuld met suikerwater. Op de richels kunnen veel bijen tegelijk zitten en de uitsparingen zorgen ervoor dat het vloeibare voedsel zich gemakkelijk over het schaaltje verdeelt. Het schaaltje werd op een plank onder de bijenkast geplaatst. Tegenwoordig wordt meestal een plastic bak gebruikt om de in water opgeloste suiker aan de bijen te voeren, die boven in de bijenkast wordt geplaatst. De bijen slaan de suiker vervolgens op in de raten als nieuwe wintervoorraad. Zo helpt de imker de bijenvolken de winter door, op naar een nieuw seizoen.
Hubert Slings
Wetenschappelijk medewerker